Wulp

In de kijker

Wulp

Frysk: Wylp

English: Curlew

Deutsch: Großer Brachvogel

Latijn: Numenius arquata

 

Uiterlijk: De wulp is de grootste van de steltlopers in West-Europa. Eenvoudig te herkennen aan de lange kromme snavel die naar beneden afbuigt. De snavel van het vrouwtje is langer dan die van het mannetje en kan tot 15 cm lang zijn. Ezelsbruggetje: een wulp wijst naar zijn gulp. De vogel is vrijwel geheel lichtbruin met kleine donkerbruine streepjes die vanaf de kop richting staart groter worden. Een lichte, vage oogstreep. In vlucht zijn de lichte ondervleugels zichtbaar. Eigenlijk alleen te verwarren met de in augustus doortrekkende regenwulpen, die echter kleiner en donkerder zijn en een duidelijke koptekening hebben. 

Grootte: 50-60 cm, spanwijdte 80-100 cm

Habitat: Komt zowel in natte als in droge biotopen voor, in duin-, heide- en veengebieden. Is bezig zich te verplaatsen van dichtere biotopen in natuurgebieden naar open agrarische landschappen, zowel graslanden als akkers. Inmiddels verdwenen uit de Hollandse duinen.

Voorkomen: De wulp komt in heel Eurazië voor, maar heeft het overal moeilijk. De Nederlandse populatie is sinds 1990 met ruim 60% afgenomen. BFVW-ers melden in Fryslân zo’n 40 broedparen per jaar in vooral agrarisch gebied. De Nederlandse wulpen trekken grotendeels weg naar Engeland en Zuidwest-Europa. Ze worden vervangen door vogels uit noordelijkere gebieden die in de winter langs de gehele kust, maar vooral in het Waddengebied te vinden zijn. In Fryslân ook in grote groepen op weilanden in de kuststreek. Ook in de kustgebieden van Afrika overwinteren groepen. Grootste populaties in Engeland en Finland, Nederland staat op plaats vier van voor wulpen belangrijke landen.

Nest: De wulp is een grondbroeder, die net als de bekende weidevogels een nestkuiltje in de grond maakt en daarin vier eieren legt. 

Voortplanting: Het mannetje vliegt in de baltstijd in een kort boogje op en zweeft dan met gespreide vleugels weer naar beneden, ondertussen klinkt voortdurend zijn zang. Man en vrouw zijn tijdens broedseizoen monogaam en broeden beiden. Na zo’n 28 dagen komen de kuikens uit het ei, ze zijn nestvlieders en worden vooral door vader beschermt. Moeder vertrekt al vroeg naar Frankrijk of Engeland om daar te ruien. Na nog eens ca. 35 dagen zijn de jongen vliegvlug.

Geluid: De roep is kenmerkend en vérdragend, een langgerekt oeoewie. Fluittonen worden in de zang aangevuld met trillende oe’s. Alarmroep is een versnelde versie van de gewone roep oewiewieoewiewiewie.

Voedsel: Van schelpdieren tot regenwormen en (larven van) insecten. Vrouwtje zoekt vooral in waddengebieden naar krabben en pieren. Krabbetjes worden bij het lijf gepakt en net zo lang heen en weer geschud tot alle pootjes afgevallen zijn, vervolgens gaat het lijfje in zijn geheel naar binnen. Mannen zoeken vaker op graslanden naar wormen en andere bodemdieren.

Familie: Strandlopers en snippen (Scolopacidae

Tekst: Inge van der Zee, foto: Herman Postma